Wet DBA: wat is de status en wat wordt er tot 2018 van u verwacht?

Sinds de inwerkingtreding van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA) en de afschaffing van de VAR per 1 mei 2016 bestaat er voor opdrachtgevers en ZZP-ers veel onduidelijkheid over de vraag wanneer er nu wel of geen sprake is van een dienstbetrekking. De criteria die daarvoor gelden zijn in de praktijk niet werkbaar gebleken en roepen veel vragen op. Waardoor opdrachtgevers terughoudend zijn geworden met het inhuren van ZZP-ers.

Afgelopen week heeft staatssecretaris Wiebes aangekondigd dat als gevolg van deze onduidelijkheid de Belastingdienst tot 1 januari 2018 de wet niet zal gaan handhaven. En dat de belastingdienst tot die tijd geen boetes of naheffingen zal opleggen, behalve wanneer sprake is van evidente kwaadwillenden. Kwaadwillend is de opdrachtgever of opdrachtnemer die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of voortbestaan, omdat hij weet – of had kunnen weten – dat er feitelijk sprake is van een dienstbetrekking. Het is aan de belastingdienst om te bewijzen dat hiervan sprake is.

Betekent dit bericht van de Staatssecretaris dat u – als goedwillende ondernemer- tot 2018 niets hoeft te doen?
Tot 2018 heeft u nog tijd om uw werkwijze (eventueel) aan te passen en in lijn te brengen met de eisen die de wet aan u stelt. De wet, die per 1 mei 2016 in werking is getreden, is inhoudelijk immers niet gewijzigd.
In situaties waarin er mogelijk sprake is van een dienstbetrekking is het daarom nog steeds aan te raden een modelovereenkomst aan te gaan. Daarin legt u vast dat er geen sprake is van een dienstbetrekking maar van een opdracht en geeft u aan wat de (commerciële) uitgangspunten van de opdracht zijn.

De komende periode houdt OOvB adviseurs en accountants de wijzigingen en veranderingen op dit gebied nauwkeurig in de gaten.

 

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen