Een archeologisch proefsleuvenonderzoek in een gebied van Wijchen-West heeft geen bewijs geleverd van behoudenswaardige plaatsen. Het gaat om het zuidelijke deel van het plangebied (De Vormers).
Waarschijnlijk lag dit deel van het terrein vroeger te laag. In die tijd waren er nog geen dijken en daardoor werd dit deel nat als het Wijchens Maasje, een zijtak van de Maas, buiten de oevers trad. Het huidige Wijchens Meer is hier nog een overblijfsel van.
Toch is er 1 spoor uit de late steentijd gevonden. Het terrein is toen zeer kort gebruikt. Het spoor is vermoedelijk van een (kamp)vuur, met daaromheen enkele scherven aardewerk uit het neolithicum. De scherven komen ongeveer uit 3000 v. Chr.
De steentijd wordt onderverdeeld in 3 tijdvakken: de oude steentijd (2,5 miljoen-10.000 v. Chr.), de middensteentijd (10.000-5300) en de jonge (of late) steentijd (5300-2000 v. Chr.).
In de kleiafzettingen zijn ook enkele scherven van aardewerk gevonden uit de ijzertijd (800-12 v. Chr.), de Romeinse tijd (12 v. Chr.- 450 na Chr.) en de middeleeuwen (450-1500 na Chr.). Deze scherven zijn hier terechtgekomen doordat er in de buurt werd gewoond.
Eind maart zijn de archeologen begonnen met proefsleuven waarmee zij zoeken naar sporen en resten uit het verleden. Hiermee bepalen zij of er een behoudenswaardige vindplaats is. De sporen en resten zijn dan goed bewaard gebleven en geven genoeg informatie. De sleuven zijn weer aangevuld met de grond die eruit gehaald is.
Later dit jaar wordt het gedeelte tussen het woonwagenkamp aan de Ravensteinseweg en de Vormerse Plas onderzocht. De archeologen verwachten daar meer sporen te vinden.
Als de archeologen iets bijzonders vinden, gaan ze op een later moment het gebied helemaal opgraven. De vondsten worden eerst bestudeerd en daarna opgeslagen in het Archeologisch Depot Gelderland in Nijmegen. De provincie is eigenaar van alles wat gevonden wordt.