De uitbetaling van de algemene heffingskorting (ook wel aanrechtgeld genoemd) is in 2001 met de invoering van het nieuwe belastingstelsel ingevoerd. Gezinnen waarbij één van de partners kostwinner is, hadden door de invoering van de heffingskortingen namelijk een fors belastingnadeel. Het belastingvrije bedrag waar hun niet werkende partner recht op had, werd niet meer met hun belastingbedrag verrekend. Om dit nadeel te voorkomen kregen de niet werkende partners recht op uitbetaling van de algemene heffingskorting, mits hun werkende partner voldoende belasting betaald.
Deze uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner vervalt echter in 2024. Daarom wordt de uitbetaling vanaf 2009 jaarlijks een stukje afgebouwd. Hoe werkt deze afbouw nu precies voor het belastingjaar 2015?
Is de partner die niet of nauwelijks inkomen verdient geboren vóór 1963? Dan geldt een overgangsregeling en blijft het recht op uitbetaling van de hele heffingskorting (ter grootte van € 2.203) bestaan. Is deze partner echter geboren na 1962, dan wordt de uitbetaling van de algemene heffingskorting jaarlijks afgebouwd. Voor 2015 geldt dat u maximaal 53,33% van € 2.203 (maximaal dus € 1.175) uitbetaald kunt krijgen.
Voor 2016 zou de uitbetaling van de algemene heffingskorting verder afgebouwd worden naar 46,67%. Tijdens de behandeling van het belastingplan 2016 is echter opgemerkt dat gezinnen met één kostwinner afgelopen jaren er enorm op achteruit zijn gegaan ten opzichte van gezinnen met tweeverdieners. Daarom is voorgesteld om de maximale uitbetaling van de algemene heffingskorting in 2016 uit te laten komen op 76,67% in plaats van de eerder afgesproken 46,67%. Omdat het belastingplan 2016 nog niet aangenomen is door de Tweede en Eerste kamer is het nog even afwachten hoe de afbouw van de algemene heffingskorting zich in 2016 definitief zal voortzetten.
Wijchen" width="300" height="125" />